Ik groeide op in een dorp in Groningen in een christelijk gezin met mijn 3 zussen en ouders. Er was veel ruzie tussen mijn ouders en ik kreeg daar veel van mee.
Op een gegeven moment werd verteld dat mijn vader ergens anders ging wonen. Dat was heftig, ik was 15 toen hij vertrok. Ik had er veel last van dat mijn vader weg was. Ik zag hem nog wel, mijn zussen niet. En of je het nu wilt of niet, er ontstaan 2 kampen. Ik creëerde in die tijd mijn eigen wereld. Ik ging veel gamen en mijn sociale contacten liet ik lopen. Op school hadden ze wel in de gaten dat het niet goed ging en ik moest hulp zoeken.
Ik had wat gesprekjes en kreeg handvatten hoe met dingen om te gaan. Het was niet diepgaand en moest binnen een aantal gesprekken klaar zijn. Intussen kwamen mijn examens eraan. Ik werd 16, mocht drinken en ging naar de stad. Ik sliep weinig en vond het fijn om bier te drinken met vrienden. Ik probeerde te voorkomen dat ik thuis was.
Mijn vader kwam terug naar huis en mijn moeder vertrok met 2 zussen naar Winsum. We hadden bijna acht maanden geen contact. Ik had niets met mijn moeder.
Mijn andere zus ging trouwen en ik bleef achter met mijn vader. We hadden veel ruzie, we lijken op elkaar. Hij werkte veel en had geen idee of ik wel of niet op school was. Ondanks alles haalde ik mijn VMBO-diploma. Ik kreeg veel ruimte, op school en thuis. Ik wist ook hoe ik die ruimte moest krijgen, ik wist precies hoever ik kon gaan. Ik kon gebruik maken van de situatie en manipuleerde mensen.
Ik ging naar de Havo en werd naar een sociaal werkster gestuurd. Een jaar lang kreeg ik gesprekken. Het hielp allemaal niets. Uiteindelijk werd ik getest en bleek depressief. Alles duurde enorm lang, ging traag en ondertussen ging het met mij bergafwaarts
Ik kwam bij Accare terecht. Ik kreeg therapie en medicatie. Al die tijd was ik alleen maar bezig met zo weinig mogelijk naar school gaan. Mijn afwezigheid werd nauwelijks opgepikt. Iemand moet het toch gezien hebben. Moet doorgehad hebben dat het onmacht was. Iemand had me erop moeten aanspreken. Het is niet normaal om zoveel afwezig te zijn. School communiceerde niet met thuis, niet met mijn vader, maar met mij. Daarom kon dit ook zo lang zo doorgaan.
Ik had mijn eigen wereld gecreëerd. Ik voelde me lamleding en vond alles kut. Dat ging niet in 1 keer, maar heel langzaam, stap voor stap. Ik was enorm goed in het verbergen van problemen. Ik had mezelf aangeleerd dat te verbergen. In een kamertje ergens. En dat kamertje bleef dicht. Want als ik de deur open zou doen, zou alle shit eruit komen. En dat wilde ik niet. Er werd niet begrepen dat ik niet naar school wilde, mensen niet wilden zien, maar wel de hele dag kon gamen. Gamen kostte geen energie. Sociale contacten kosten energie. Het depressiedeurtje dicht houden kost enorm veel energie. Daarom is het niet te vergelijken met naar school gaan. Kijk maar eens naar het filmpje ‘The black dog’, over wat het betekent om een depressie te hebben.
Ik wilde een einde aan mijn leven maken. Ook niet zomaar ineens. Maar dat ging heel langzaam. Ik was alleen met mijn depressie. En ging steeds een stapje verder. Eerst dacht ik het alleen, toen probeerde ik te snijden en zo ging ik steeds een stapje verder. Zelfmoord plegen mensen niet zomaar uit het niets.
Bij Accare ben ik geholpen omdat ik praatte over mijn zelfmoordgedachten. Ik mocht niet meer weg, kreeg acute dagbehandeling en mocht geen minuut alleen zijn. Wat mij heeft geholpen is dat iemand de regie overnam en alle stress weghaalde. Ik werd daar geleefd en alle beslissingen werden voor mij genomen. Alles wat je moet levert stress op: je moet steeds van alles regelen, naar gesprekken enz enz. Dat zorgt voor stress en helpt niet. Stress wil je juist vermijden.
Ik denk dat depressies veel vaker voorkomen bij jongeren dan we denken. En dat het veel te weinig gezien wordt. Mijn advies aan jongeren is: bespreek dingen, dat helpt.
En mijn advies aan anderen is: let op de stille jongen in de hoek. Spreek vermoedens uit en maak dingen bespreekbaar.