Toen ik 4 was en mijn zusje 2 overleed onze vader. Hij kreeg een auto-ongeluk onderweg van zijn werk naar huis. Een vrachtwagen. Ik kan me hem niet herinneren en mis vooral het idee van een vader die me hoog boven zijn hoofd tilt en zijn prinsesje noemt. Mijn moeder werd heel erg depressief toen mijn vader overleed. We moesten verhuizen naar een andere wijk in Groningen en ze stond er alleen voor.
Al snel ontmoette ze een nieuwe man: Simon. De eerste jaren dat ik op de basisschool zat, was hij altijd bij ons thuis. Hij had lange krullen en dat vond ik heel interessant. Hij was ook heel lief voor mij en mijn zusje en hij speelde altijd spelletjes met ons. Ik heb eigenlijk alleen maar leuke herinneringen aan hem. Toen ik in groep 8 zat was Simon ineens weg. Mijn moeder wilde er niets over zeggen en werd weer depressief. Ze kwam haar bed niet uit en ik zorgde voor mijn zusje.
Na een paar maanden had ze weer een nieuwe vriend: Samuel. Hij was een grote man die heel erg stonk naar sigaretten. Ik vond hem heel eng. Mijn moeder en Samuel hadden heel veel ruzie. Ze schreeuwden allebei vreselijk. Mijn moeder lag na zo’n ruzie dagen huilend in bed.
Intussen was ik naar de middelbare school gegaan en begon thuis zoveel mogelijk te vermijden. Ik was het liefste bij vrienden thuis of hing een beetje buiten rond met anderen uit de buurt. Echt rotzooi schoppen deden we niet, maar wel een beetje kattekwaad. Mijn moeder leek het niet echt te kunnen schelen dat ik heel veel weg was.
Ik begon ook steeds mee te spijbelen en de eerste keer dat mijn moeder daarvoor op school moest komen weet ik nog goed. Ik kreeg er enorm van langs toen we thuiskwamen. Maar ik nam haar al lang niet meer serieus. Ze deed nooit iets voor mij en mijn zusje, ze vergat onze verjaardag en had geen idee hoe mijn vriendinnen heetten. Ze was alleen maar bezig met die vent.
Die vent die niet lang daarna ook weer vertrok en toen kwam er weer een nieuwe: Jerome.
Mijn moeder belde een maatschappelijk werkster omdat ze vond dat ik een moeilijk kind was. Ik was brutaal, spijbelde en luisterde niet naar haar.
Vanaf toen kwamen er jarenlang allemaal hulpverleners bij ons thuis. De ene naar de andere. En maar meepraten met mijn moeder. Ik had een probleem, ik luisterdie niet, ik moest naar school blablabla.
Niet 1 van hen nam echt de tijd om met me te praten. Niet 1 van hen begreep dat alles wat ik deed een reactie was op een moeder die er nooit voor me was.
Toen ik 17 was, kwam daar Roelien. En zij was de eerste die me echt zag en die echt naar me luisterde. Ze nam de tijd voor me. Ze nam me mee om ergens wat te gaan drinken. We liepen samen in het bos. Ze investeerde heel veel tijd in mij. Ze vertelde over haar gezin en over haar werk. En toen ik haar beter leerde kennen, en toen ik merkte dat ze haar afspraken nakwam, en dat ze me serieus nam, toen nam ik haar in vertrouwen en vertelde haar over alles dat er thuis gebeurde. En over wat mijn moeder deed. En over hoe boos en teleurgesteld ik was. Roelien praatte met mijn moeder. En we praatten samen. We kregen heel lang begeleiding om ons te helpen. Maar uiteindelijk ging het een beetje beter. Pas echt beter ging het toen ik op mezelf ging wonen. De relatie met mijn moeder is nu iets beter. Mijn moeder kon gewoon niet alleen zijn. Ik snapte vroeger nooit waarom ze mij niet lief genoeg vond en waarom ze altijd een nieuwe vriend zocht. Nu denk ik dat ze altijd al eenzaam geweest is. Als ik kinderen krijg, staan ze altijd op nummer 1.